Het onderzoek werd gedaan onder tumorsoorten waarvoor het meest werd uitgegeven aan immuuntherapie en die het hoogste aantal patiënten kent: NSCLC (niet-kleincellig longcarcinoom) en melanoom.
De introductie van de checkpointremmers nivolumab, pembrolizumab, atezolizumab, durvalumab en/of cemiplimab in de afgelopen jaren heeft niet geleid tot prijsconcurrentie. Als de remmers therapeutisch inwisselbaar zijn, zorgt dat voor een passender gebruik van deze immuuntherapieën en kan dit leiden tot prijsverlagingen.
De onderzoekers stellen dat uit indirecte vergelijkingen echter wel blijkt dat er geen klinisch relevante verschillen tussen effectiviteit en veiligheid zijn. De validiteit van deze indirecte vergelijkingen heeft echter beperkingen, vanwege de verschillen in inclusiecriteria en patiëntkenmerken.
Waar er overlap is in indicatie, vooral bij monotherapie, verwachten de onderzoekers dat de verschillen nauwelijks klinisch significant zullen zijn. Ze roepen daarom op tot door de overheid gefinancierde gerandomiseerde onderzoeken bij meerdere kankersoorten waarin directe vergelijkingen gemaakt worden tussen checkpointremmers.